De MIST-richtlijn schept duidelijkheid in acute overdracht
Nataal januari 2012, editie 11
De meeste thuisbevallingen verlopen gelukkig probleemloos, maar er zijn uitzonderingen. Als zich een ernstige complicatie voordoet, moet de verloskundige met spoed hulpdiensten optrommelen. Die communicatie tussen verloskundige en meldkamer verloopt niet altijd even gestructureerd.
Dat kan anders én vooral beter, oordeelde de focusgroep Acute Obstetrie van het Regionaal Overleg Acute Zorg Zwolle (ROAZ). Om de overdracht te verbeteren, is een heldere richtlijn ontwikkeld: De MIST. ‘De eenvoud straalt ervan af.’
Ondergeschoven kindje
Dat de communicatie tussen verloskundige en centralist van de meldkamer niet altijd vlekkeloos verloopt, heeft verschillende oorzaken. ‘Ten eerste komen ernstige complicaties tijdens een thuisbevalling niet heel vaak voor. Daardoor was dit thema lange tijd een ‘ondergeschoven kindje’, verklaart Ben Goosselink, verpleegkundig specialist Acute Zorg bij RAV IJsselland en lid van de focusgroep Acute Obstetrie. Ook de complexiteit van de situatie speelt een rol. ‘Als er iets misgaat tijdens een thuisbevalling heb je te maken met twee patiënten: moeder en kind. Voor centralisten is dat natuurlijk een bijzondere hulpvraag’, verklaart Erik de Leeuw, operationeel leidinggevende van de meldkamer Oost Nederland.
Elke seconde telt
Omdat verloskundigen en centralisten niet altijd elkaars taal spreken, bestaat het risico dat hulpvraag niet juist wordt ingeschat. Dat kan ertoe leiden dat de ambulance (te) laat arriveert of dat er slechts één ambulance wordt ingezet terwijl er eigenlijk twee nodig zijn. ‘In een acute situatie telt elke seconde, zowel voor de moeder als voor het kind’, stelt De Leeuw. ‘Een goede overdracht heeft daarom hoogste prioriteit.’
Dit laatste wordt bevestigd door de Zwolse focusgroep Acute Obstetrie. Deze focusgroep ontdekte dat er geen vaste afspraken bestaan over de overdracht van verloskundigen aan de meldkamer. Om het tij te keren, heeft de focusgroep een nieuwe richtlijn opgesteld: De MIST. De MIST voor de verloskunde staat voor: Demografische gegevens van de patiënt, Mother, Infant, Signs (waarden, controles, bevindingen), Treatment given (de ingezette behandeling). Deze methodiek, gebaseerd op het gelijknamige landelijke protocol voor traumaslachtoffers, beoogt een vlotte en gestructureerde overdracht van relevante informatie.
A1 of A2
Hoe werkt De MIST-richtlijn precies? In geval van een acute situatie neemt de verloskundige contact op met de betreffende meldkamer. Vervolgens geeft de verloskundige aan hoe snel de ambulance gewenst is: binnen 15 minuten of binnen 30 minuten. ‘De centralist plakt daar het etiket A1 of A2 op. Dit zijn meldkamertermen en daar hoeft een verloskundige niet over na te denken’, licht De Leeuw toe.
De volgende stap is het doorgeven van de demografische gegevens van de patiënt, zoals naam, geboortedatum en adres. Dat deze informatie eerder wordt doorgegeven dan de aard en ernst van de complicatie is geen toeval. ‘Zodra die gegevens bekend zijn, kan de centralist de ambulance al op weg sturen en gaat er geen tijd verloren.’ Er is nog een tweede reden. Want mocht de telefoonverbinding om wat voor reden wegvallen, dan weet de ambulancechauffeur in ieder geval wat het adres is.
Na het doorgeven van deze demografische informatie benoemt de verloskundige de eigenlijke hulpvraag. Hoe gaat het met de moeder en haar (ongeboren) kind, wat zijn de waarden en bevindingen en is er al een behandeling gestart? Volgens Goosselink moet een verloskundige niet vragen wat zij nodig heeft, maar aangeven wat haar probleem is. ‘De centralist van de meldkamer is uiteindelijk verantwoordelijk voor de inzet van zorg.’
Aan het eind van het gesprek kan de verloskundige aangeven naar welk ziekenhuis moeder en kind vervoerd moeten worden. ‘Maar dit is mede afhankelijk van de ernst en aard van de complicaties’, benadrukt Goosselink.
Meedoen
De MIST-richtlijn is overzichtelijk gebundeld op handzaam A5-formaat. ‘Het enige wat verloskundigen moeten invullen, is het telefoonnummer van de betreffende meldkamer’, licht Goosselink toe. Dit kaartje is in november uitgereikt aan de eerstelijns verloskundigen in het werkgebied van het Netwerk Acute Zorg Zwolle. ‘Gelderland wil ook graag meedoen en in Twente bestaat eveneens interesse’, verklaart de verpleegkundig specialist. ‘Ik verwacht dat deze richtlijn uiteindelijk wordt vertaald in een landelijk protocol.’
Hoewel het nog te vroeg is om conclusies te kunnen trekken, zijn Goosselink en De Leeuw nu al overtuigd van de meerwaarde van De MIST. ‘Door het creëren van eenduidigheid in de overdracht, voorkom je miscommunicatie en win je tijd. Daar zijn zowel moeder als kind bij gebaat.’
Goosselink benadrukt dat de introductie van De MIST niet alleen de verdienste is van ‘zijn’ focusgroep. ‘Als professionals zijn we uitstekend in staat zijn om zo’n richtlijn op te stellen, maar we hebben geen tijd om kaartjes te drukken en een voorlichtingsavond te organiseren. Juist daarom ben ik hartstikke blij met de ondersteuning vanuit het Netwerk Acute Zorg Zwolle. Wij hebben het ei gelegd en zij hebben het uitgebroed. Een prachtige vorm van samenwerking.’
Het verschil
Judith van den Berg, verloskundige in Zwolle, noemt De MIST-richtlijn ‘zeer gewenst’. ‘Het is heel belangrijk dat een overdracht van een acute patiënt goed verloopt. Deze richtlijn leidt tot eenduidigheid, tijdwinst en betere zorg. Dat kan het verschil maken.’
‘Echte spoedsituaties waarin elke seconde telt, zoals bij een reanimatie, maken we gelukkig maar een paar keer in onze carrière mee. In de verloskunde gebruiken we de ambulance echter ook voor het vervoer van cliënten die niet in acute nood verkeren, maar uit voorzorg vlot naar het ziekenhuis moeten. Ook dan hebben we de ambulance graag zo snel mogelijk ter plekke, want de situatie kan plotseling veranderen. Dit laatste gebeurt zo’n vijf tot tien keer per jaar’, licht de Zwolse verloskundige toe. Hoewel ze zelf geen slechte ervaringen heeft met het inroepen van spoedeisende zorg, onderschrijft ze het belang van gestructureerde overdracht. ‘Deze richtlijn biedt een stuk duidelijkheid aan zowel verloskundigen als centralisten. Dat komt de kwaliteit van de zorg ten goede én voorkomt discussie en gedoe.’
Spin in communicatieweb
Het werk van de centralisten speelt zich geheel achter de (meldkamer)schermen af. Niettemin spelen zij een cruciale rol in de coördinatie van spoedzorg. Erik de Leeuw, operationeel leidinggevende van de meldkamer Oost-Nederland, licht toe.
‘Centralisten hebben een verpleegkundige achtergrond (opleiding en ervaring), aangevuld met een deeltijdopleiding van een jaar. Tijdens de opleiding worden cursisten onderwezen in gesprekstechnieken, medische kennis, organisatie en wetgeving, meldkamerzorg, geneeskundige hulp bij ongevallen en rampen (GHOR), logistiek en ICT. Gedurende de opleiding werken de cursisten (onder supervisie) op de meldkamer.’
Een centralist heeft drie belangrijke taken, waaronder triage. ‘Bij elke hulpvraag moet de centralist beoordelen hoe (levens)bedreigend de situatie is’, verduidelijkt De Leeuw. Als die informatie bekend is, volgt stap 2: indicatie. ‘Afhankelijk van het letsel bepaalt de centralist welke zorg nodig is en in hoeverre er sprake is van spoed.’ Daarmee zit zijn taak er echter nog niet op. ‘De centralist heeft ook een belangrijke taak op het gebied van melderinstructie. Dit betekent dat hij ook na het inschakelen van hulpdiensten aan de telefoon blijft om de melder te instrueren over eerste hulp. Denk aan reanimatie of het stelpen van een slagaderlijke bloeding. Uit de feedback blijkt dat deze melderinstructie levensreddend kan zijn.’
Ook in opgeschaalde situaties blijft de centralist verantwoordelijk voor de inzet van ambulance, politie en brandweer. ‘De centralist is dus altijd de spin in het communicatieweb.’
Houvast
‘Een prima initiatief.’ Zo omschrijft Hanneke Briër, beleidsmedewerker van Naviva Kraamzorg, de introductie van De MIST-richtlijn. ‘In acute situaties is het heel belangrijk dat alle betrokkenen elkaar goed begrijpen. Deze richtlijn levert een belangrijke bijdrage aan eenduidige communicatie.’
Binnen Naviva (Overijssel, Noordwest Gelderland en de Noordoostpolder) staat het thema communicatie al langer op de agenda. ‘Tijdens trainingen worden onze kraamverzorgenden er duidelijk op gewezen hoe ze met de meldkamer moeten communiceren. De centrale boodschap is: luister goed naar de verloskundige, houd het kort en wees duidelijk.’
Organisatorisch zijn er ook maatregelen genomen om misverstanden te voorkomen. ‘Bij Naviva werken ongeveer zeshonderd kraamverzorgenden waaronder circa negentig partusteammedewerkers. Deze medewerkers zijn verdeeld over zeven partusteams. Elk team werkt binnen zijn werkgebied nauw samen met een bepaalde groep verloskundigen. ‘Doordat ze in vaste koppels werken, begrijpen ze elkaar goed. Ze leren elkaar in letterlijke zin verstaan.’
Desondanks vormt De MIST-richtlijn een welkome aanvulling, verklaart de beleidsmedewerker. ‘Deze richtlijn biedt houvast in stressvolle situaties, daar moet je gebruik van maken. Want hoe meer eenduidigheid, hoe veiliger de zorg’, vindt Briër. Medewerkers van Naviva hebben recent een memo ontvangen waarin de richtlijn is beschreven. Vanaf april wordt De MIST opgenomen in het reguliere (na)scholingsprogramma voor kraamverzorgenden uit het partusteam.