Nataal - editie 41
NATAAL .nl 37 In acht regio’s beheren een ziekenhuis, artsen, verloskundigen en de kraamzorg samen één pot geld om de geboortezorg te verbeteren. Een onderzoeker en een aanjager laten hun licht schijnen over deze experimenten met een integraal tarief. ‘Samenwerking vraag uithoudingsvermogen.’ Tekst: Margit Kranenburg Eigenlijk stappen ze met elkaar in een soort ouderwets huwelijksbootje. Gewone stellen maken hun relatie officieel met een samenlevingscontract of huwelijkse voorwaarden, van partners in de geboortezorg wordt verwacht dat zij kiezen voor een soort gemeenschap van goederen. Rapporten en ingewijden gebruiken relatiejargon. Ze spreken van ‘veel onderling vertrouwen’, ‘een goede samenwer- king’ en dan die ‘logische volgende stap’. Die stap is de oprichting van een Integrale Geboorte- zorg Organisatie (IGO) met integrale bekostiging, een coöperatie. Sinds 2017 hebben partners in acht regio’s al volmondig ‘ja’ tegen elkaar gezegd. Wat houdt zo’n IGO in? Heel kort: dat je aan elkaar vastzit en een gezamenlijke portemonnee hebt. Tot zover de vergelijking met een langdurige liefdesrelatie. De deelnemers in de IGO hebben elkaar geen eeuwige trouw beloofd. De samenwer- kingen zijn een experiment. Met een focus op de integrale bekostiging van zwangerschap, bevalling en kraamtijd. Nulmeting “Dat ene tarief is overigens niet één bedrag, het is weer opgebouwd uit verschillende deelprestaties”, zegt Jeroen Struijs, onderzoeker bij het RIVM en associate professor bij LUMC Campus Den Haag. “Die deelprestaties zijn weer gebaseerd op reguliere en complexe zorg gedurende de zwangerschap, bevalling of kraamtijd. Het grote verschil is dat de verzekeraar betaalt aan de IGO en dat de verschil- lende zorgaanbieders dus niet meer declareren bij de verzekeraars.” Struijs en zijn team hebben een soort nulmeting gedaan bij de zes Verloskundig Samenwerkingsver- banden (VSV’s) die zich als eerste vrijwillig met dat integrale tarief hebben laten betalen en een IGO hebben opgericht. “Het idee is dat een integraal tarief de samenwerking in de geboortezorg verbetert. Dan moeten we weten hoe de beginstand was. Daarvoor hebben we veel data verzameld van voor de oprichting van de IGO’s en interviews gehouden erna.” Het werk heeft geresulteerd in het RIVM-rap- port “Geboortezorg in beeld; nulmeting en de eerste ervaringen”. Wat blijkt? De zes IGO’s die als eerste de grote stap hebben gezet, deden het als VSV al heel goed. Struijs: “We zagen dat daar voorafgaand aan de oprichting van de IGO en het IB-contract de samenwerking al goed was. We zagen ook al gezamenlijke bedrijfsmatige activiteiten, een echocentrum bijvoorbeeld.”
RkJQdWJsaXNoZXIy MjA3NTA1