Nataal - editie 41

38 NATAAL .nl RUBRIEK BA YSTERFTE Geen doel Integrale bekostiging lijkt dan wel vaak de logische stap, toch kost het bloed, zweet en tranen om als ziekenhuis, artsen, verloskundigen en kraamzorg een coöperatie op te richten waarin alles juridisch en financieel is vastgelegd. Waarom zou je dat vrijwillig doen? “Een IGO is geen doel, meer een middel”, benadrukt beleidsmedewerker Marleen Kruijt van het College Perinatale Zorg (CPZ). “Ook de integrale bekostiging is geen doel. Dat ene tarief is passend als je samen zorg levert. Bij reguliere tarieven heb je betaaltitels per verrichting. Iets als het gezamenlijk bespreken van een intake of een multidisciplinair overleg hebben geen betaaltitel en kun je niet declareren bij een verzekeraar. In een IGO kun je dat onderling regelen.” Kruijt is beroepshalve enthousiast over de huidige samenwerkingsexperimenten. Het CPZ is immers in het leven geroepen om de beroepsgroepen beter met elkaar te laten samenwerken. “De aanname is dat alles beter gaat als je samenwerkt’, zegt ze. “Dat geldt ook elders in de maatschappij en zelfs in het huishouden. Daarom moedigen we VSV’s aan om ook de stap te zetten. Er komt meer samenhang als je samen in het schuitje zit.” Uit het RIVM-onderzoek blijkt dat bij het opzetten van een IGO aanwezig leiderschap van groot belang is geweest. Volgens Struijs kan het oprichten van een IGO om twee redenen aantrekkelijk zijn voor een succesvolle VSV. “Ten eerste heeft die VSV veelal de motivatie om beter te worden, de aparte bekostiging wordt dan toch vaak als een belemmering ervaren. Ten tweede willen die zorgverleners zelf veranderin- gen vormgeven in de geboortezorg. Want daar zijn ze arts of verloskundige voor geworden.” Hobbels De twee IGO-experts zien van nabij dat je er niet komt met alleen enthousiasme. “Uit de interviews kwam naar voren dat de rol die de externe adviseurs spelen op het gebied van juridische zaken en financiën van groot belang is”, zegt Struijs. “Zij zijn onafhankelijk en een soort mediator. Soms is iets in het voordeel van de ene partij, dan weer van de andere partij. Dan moet je de mensen aan tafel kunnen houden. Het gaat natuurlijk achter de voordeur gewoon om een coöperatie met verdeling van geld en werkzaamheden.” Kruijt heeft gezien dat alle IGO’s hobbels hadden in hun begintijd. “En elke IGO ervaarde weer een andere hobbel. Zo ging het de ene keer om het inrichten van het proces van factureren en declareren en de andere keer weer om de samenwerking met de kraamzorg. Je ziet uitdagingen met de aansluiting van de achterban. In iedere regio is wel ergens een beroepsgroep die op een gegeven moment zegt ‘ik weet het niet of het wel zo’n goed idee is’. De samenwerking vraagt uithoudingsvermogen.” Als onderzoeker durft Struijs nog niet te zeggen of zwangere vrouwen baat hebben bij de samenwer- king. “Is er een inperking van de keuzevrijheid? Dat is de vraag. Wij hebben met vragenlijsten en focusgroepen de mening van zwangere vrouwen gepeild. Dan blijkt dat een groot deel van hen zegt dat keuzevrijheid belangrijk is. De laagrisicozwangere met een ongecompliceerde zwangerschap en vlotte bevalling heeft weinig aan betere samenwerking. En als er één elektronisch patiëntendossier komt, heeft de vrouw dan het vertrouwen in de hele club?” Kruijt is niet bezorgd om de keuzevrijheid. “Die is er gewoon. Dat zal in de praktijk bij een IGO niet anders Marleen Kruijt, beleidsmedewerker van het College Perinatale Zorg (CPZ) FINANCI EL

RkJQdWJsaXNoZXIy MjA3NTA1