Nataal - editie 42
34 NATAAL .nl EEN PROFESSIONELE KIJK OP BORSTVOEDING Een fopspeen, mag dit wanneer je borstvoeding geeft? Wanneer een moeder borstvoeding geeft, wordt veelal geadviseerd geen fopspeen te gebruiken. Maar waarom is dit en wanneer mag het wel? De eerste weken na de geboorte leert de baby om aan de borst te drinken; dat vergt een bijzondere vaardigheid. Het drinken aan een fles- senspeen of sabbelen op een fopspeen vereist een andere vaardigheid; de mond hoeft minder ver open en de tong speelt een heel andere rol. Het kan zijn dat een jonge baby die in de eerste weken na de bevalling regelmatig een (fop)speen krijgt, niet de juiste techniek leert om aan de borst te drinken. Het duurt ongeveer twee weken voordat de moedermelkproductie volle- dig op gang gekomen is. De voorkeur gaat er naar uit om dit te realiseren door de baby zo’n 8 tot 12 keer per 24 uur aan de borst te laten drinken. Wanneer in deze periode een fopspeen gebruikt wordt, kan het zo zijn dat dit proces in gevaar komt. De ouders moeten de baby en zijn gedrag nog leren kennen en daarbij ook de voedingssignalen. Het kan zijn dat als de baby voedingssignalen afgeeft en de ouders dit niet als zodanig herkennen een speen gegeven wordt in plaats van de baby aan de borst te laten drinken. De baby wordt dan wel bevredigd in zuigbehoefte, maar krijgt op dat moment geen melk waardoor hij te weinig voeding zou kunnen krijgen en de borsten niet genoeg gestimuleerd worden. Door de stimulatie van de borsten wordt het hormoon prolactine regelmatig aangewakkerd waardoor meer melk aangemaakt wordt. Als de borsten niet voldoende gestimuleerd worden, kan het dus zijn dat er niet genoeg moedermelk aangemaakt wordt. Wanneer de melkproductie goed is opgebouwd en de baby goed aan de borst drinkt, mag er gerust een fopspeen gegeven worden om de extra zuigbehoefte te bevredigen of als troost. Bij baby’s die prematuur of ziek zijn en op de couveuseafdeling liggen kan een fopspeent wel fijn zijn, ook binnen de eerste twee weken na de geboorte. Deze baby’s krijgen onderzoeken of behandelingen waarbij het fopspeentje troost kan bieden en de zuigreflex kan bevredigen. Bij deze baby’s verlopen de voedingen vaak anders. Wanneer ze wel al aan de borst kunnen drinken, krijgen ze daarnaast ook vaak bijvoeding waar- door zeker is dat ze genoeg voeding binnenkrijgen. Ook worden deze baby’s dagelijks gewogen om dit goed te kunnen monitoren. Wanneer de baby’s nog niet aan de borst kunnen drinken, krijgen ze de voeding op een andere manier waardoor het ook duidelijk is dat ze genoeg voeding krijgen. Voor deze baby’s geldt het advies om geen speentje in de eerste weken te geven dus niet. De moeders kolven extra naast de borstvoeding en op die manier worden de borsten toch regelmatig gestimuleerd en geleegd waardoor de moedermelkproductie alsnog de kans heeft om goed op gang te komen. n Nienke van den Ende, Lactatiekundige IBCLC
RkJQdWJsaXNoZXIy MjA3NTA1