Nataal - editie 49

NATAAL .nl 17 Céline Blank, AIOS gynaecologie en verloskunde Voor de embryokwaliteit is het aantal dagen dat de eicel bevrucht is op de dag van terugplaatsing een belangrijke factor. In Nederland gebeurt dit vaak op dag 3 (splitsingsstadium), in België meestal op dag 5 (blastocyst-stadium). Beide hebben voor- en nadelen. Als je vroeger terugplaatst, heb je minder tijd om de ontwikkeling van de embryo’s in het laboratorium te volgen en de beste te selecteren voor terugplaatsing; bij latere terugplaatsing heb je die tijd wel. Bij vroegere terugplaatsing lijkt de baarmoeder ontvankelijker te zijn voor het embryo dan bij latere terugplaatsing én hoeft het embryo minder lang buiten het lichaam te verblijven, wat de kwaliteit en overlevingskans kan vergroten. Het onderzoek van Blank leidde, naast de nieuwe analysemethode voor baarmoedersamentrekkingen, óók tot een betere analyse voor het selecteren en het op het juiste moment terugplaatsen van het embryo. Naast embryokwaliteit is vervolgens de baarmoeder- kwaliteit van essentieel belang voor het slagen van een IVF-poging. Baarmoedersamentrekkingen leveren voedingsstoffen en voorkomen dat het embryo uit de baarmoederholte wordt verdreven. Ook helpen ze het embryo op weg naar een geschikte plek voor implantatie. Wanneer er geen goede baarmoedersa- mentrekkingen plaatsvinden kan dat de vruchtbaar- heid verminderen. Het meten van baarmoedersamentrekkingen Om de kwaliteit van de baarmoedersamentrekkingen te beoordelen, zijn er goede meetmethodes nodig die objectief meten én niet-invasief (niet lichamelijk ingrijpend) zijn. De methodes waar men tot nu toe gebruik van maakte, zijn dat niet, vooral niet in combinatie met het terugplaatsen van een embryo (embryotransfer). De enige methode die objectief is, is helaas ook invasief en niet geschikt voor gebruik bij IVF doordat er een katheter ingebracht moet worden die schade kan veroorzaken en daarmee de kans op bevruchting juist kan verminderen. Doordat de overige methodes kwalitatief (niet in cijfers uitgedrukt) zijn, zijn ze minder nauwkeurig: de beelden van echo’s die gemaakt worden en die op een scherm verschijnen, worden geïnterpre- teerd door degene achter het scherm. Die interpretaties kunnen per persoon wisselen. Vandaar dat Blank op zoek ging naar een manier om met zogeheten ‘speckle tracking’ – waarbij met de computer de spikkels in het echobeeld worden gevolgd - wél kwantitatieve metingen te kunnen verrichten; objectieve metingen die in cijfers de resultaten uitdrukken. Naast het probleem dat de oude meetmethodes niet objectief waren, maten deze alleen de frequentie (het aantal samentrekkingen per tijdseenheid) en de richting van de samentrekkingen. De nieuwe methode kan daarbij ook de kracht van de samentrekkingen meten, die wordt uitgedrukt in de amplitude. TVUS-video’s: van kwalitatief naar kwantitatief Zowel de oude als de nieuwe methode voor het in kaart brengen van de beweging van de baarmoeder maakt gebruik van TVUS, Transvaginal Ultrasound Video, ofwel echo’s. Het verschil is dat voorheen een persoon het beeld waarnam en interpreteerde, terwijl de analyse nu geautomatiseerd is. Blank: 'Een echo wordt gemaakt door het omzetten van geluidsgolven (vanuit het lichaam) naar beeld op een monitor. Wat je dan ziet zijn eigenlijk heel veel achter elkaar geplakte ‘plaatjes’; allemaal moment- opnames van de geluidsgolven zoals die in het lichaam achter elkaar plaatsvinden.

RkJQdWJsaXNoZXIy MjA3NTA1