Baarkrukken
Een baarkruk is een hulpmiddel tijdens de uitdrijvingsfase van de bevalling. Het is een stoel met een gat in het midden, waarop de barende kan gaan zitten. Het biedt een alternatief voor een horizontale bevalling. Tijdens het persen kan de barende op de baarkruk gaan zitten om in een verticale positie te bevallen.
Voor- en nadelen
Uit wetenschappelijk onderzoek* komen erverschillende voor- en nadelen van een baarkruk bevalling naar voren.
Voordelen: de uitdrijvingstijd wordt verkort door het benutten van de zwaartekracht, de kans op een knip wordt met 21% verkleind, de kans op een kunstverlossing wordt met 23% verkleind. Daarnaast lijkt het dat de kans op afwijkende hartritmes van het kind verkleind worden en dat er minder vaak extreme pijn is tijdens deze bevallingen, wat mogelijk leidt tot minder pijnstilling.
Door de zittende houding wordt minder energie gebruikt om de bevalhouding te behouden (in tegenstelling tot bijvoorbeeld hurken). De baarkruk heeft geen rugleuning. Hierdoor kan de partner achter de barende plaatsnemen ter ondersteuning.
Uit onderzoek blijkt ook dat de kans op een tweedegraads ruptuur met 35% toeneemt, ten opzichte van een andere bevalhouding. Echter blijkt uit onderzoek dat na het aantal bevallingen met intacte perineum geen verschil wordt gevonden tussen bevallen op een baarkruk of in een andere houding. Dit zou de conclusie kunnen wekken dat het gebruik van de baarkruk de kans op inscheuren niet vergroot. De kans op derdegraads rupturen en meer bloedverlies (meer dan 500 ml) is nog onvoldoende onderzocht.
Soortenbaarkrukken
Baarkrukken zijn er in verschillende vormen,zodat deze bij verschillende bevalkeuzes kunnen worden gebruikt (onder de douche of in bad). Ze zijn er van hout of plastic en sinds kort ook in opblaasbare vorm, zodat deze voor alle soorten locaties makkelijk weggezet kan worden.
Tijdens alle bevallingen is het bevorderlijk omregelmatig van houding te wisselen. Ook op een baarkruk om vochtophoping in debekkenbodem te voorkomen.
*Bronnen: Dekker (2012); Gupta, Hofmeyr &Shehmar (2012); The Royal College of Midwives (2012).